Artikel

De Illusie van Waarde

Wat gebeurt er als bankiersgoud in handen valt van radicale anarchisten?

371
Illustration of a lone man staring into the distance
Illustratie van Jorm Sangsorn

Door Hannah Nicholson

Gepubliceerd juni 17, 2021
Bijgewerkt juni 19, 2021

Een goudstaaf is bedrieglijk zwaar. Vierhonderd troy ounces – ongeveer twaalfenhalve kilo – van het zuiverste goud in de vorm van een baar: een soort kruising tussen een smalle baksteen en een piramide. Precies zo’n goudbaar hield de dertigjarige Jake op een kille septemberavond in zijn handen en het massieve ervan verraste hem; de gladde zijkanten en harde randen lagen log en toch natuurlijk in zijn handen. Achter hem in het donker bevond zich een boerderij waaruit muziek en gekleurde lichten knalden: zo’n honderd feestende jongeren die de lockdownregels van de Britse overheid aan hun laars lapten. Jake keek niet achterom, richting het gedreun dat uit de boerderij kwam, een boerderij in West Yorkshire waar hij het grootste gedeelte van een problematisch 2020 had doorgebracht. Hij keek zelfs niet echt naar het goud.

De goudbaar in kwestie was een zogenaamde London Good Delivery – dé internationale standaard voor goud – en was meer dan een half miljoen dollar waard. Een obsceen idee; Jake kon niet geloven dat hij zoiets waardevols in zijn handen kon houden. Laat staan ermee kon zwaaien. Steeds weer. En nog eens. Tot zijn doelwit ophield met bewegen. Maar dat was wel wat er was gebeurd, of niet? Jazeker. Hij bleef staan staren naar het bewijs. Het onbeweeglijke lichaam dat aan zijn voeten lag.

Ergens gedurende die nacht, of misschien toen er licht begon te gloren aan de horizon, lukte het Jake om op te houden met staren en te beginnen met nadenken.

Hij besloot te vluchten.

In de weken na Jakes verdwijning deden de lokale kranten in Queensbury en Bradford verslag van de gebeurtenissen van die nacht: een illegaal feest, drie ziekenhuisopnames, aanzienlijke schade aan het gebouw en een lopend politieonderzoek. Het verhaal werd echter gauw vergeten; de nationale aandacht bleef uitgaan naar de coronacrisis en de strategie van de overheid, die de moeilijke winter-maanden voor de boeg had. Maar het uitzoeken van de gebeurtenissen die hebben geleid tot deze vreemde, verontrustende nacht loont ruimschoots de moeite; eronder ligt een moderne parabel die het rafelende weefsel van de Britse samenleving blootlegt, versleten door aanhoudende schuring met het laatkapitalisme. De verdwenen goudbaar is een schakel – tussen een immorele bankier, een provocerende columnist en een radicaal anarchistische beweging.


‘Natuurlijk wil ik het terug – het is mijn goud.’ Richard Spencer is de gebeurtenissen van die nacht niet vergeten. Sterker nog, als wettige eigenaar van de boerderij kan hij aan vrijwel niets anders denken. ‘Ik wil mijn leven terug!’ zegt hij zielig. Hij zit tegenover mij, met zijn ellebogen op het matte oppervlak van ons aluminium tafeltje. Voor deze eerste ontmoeting heeft hij het restaurant uitgekozen: een ironische versie van een Amerikaanse diner in Covent Garden. Op de menukaart staat een bagel met avocado en cream cheese voor 11,50 pond. Spencer draagt een diepblauw Ted Baker-overhemd, stijf maar ongestreken, de mouwen opgerold tot halverwege zijn onderarm, wat een theatraal effect geeft: zijn expressieve handen en polsen lijken los van zijn lichaam te zweven. Hij is een spraakwaterval, want hij wil dolgraag uit de doeken doen hoe zijn leven in allerlei opzichten ‘een totale puinzooi’ is geworden.

Een verwende, bijna zelfzuchtige opmerking wellicht. Sinds de corona-epidemie zich in 2020 over de wereld heeft verspreid, hebben veel mensen het zwaar te verduren gekregen en hun eigen leven of dat van hun dierbaren verloren. Spencer is springlevend. Zijn dierbaren zijn veilig, al beschouwen zij hém op dit moment misschien als minder dierbaar. Maar Spencer is iets belangrijks kwijtgeraakt: zijn status. In 2019 genoot hij nog alle buitensporige voordelen van het laatkapitalisme. Hij bezat meerdere huizen, landbouwpercelen, beleggingen en auto’s; hij had huispersoneel, een mooie echtgenote én een veel jongere vriendin. Als effectenmakelaar bij een grote investeringsbank genoot hij obsceen veel macht, invloed en rijkdom. Hij had alles. Nu, ontdaan van dat alles, is hij de man geworden die ik tegenover me zie: een reus die aan de grond zit, afgesneden van zijn luchtkasteel.

Spencers goud stelende, bonenstaak omhakkende ‘Jaap’ is Jake van de boerderij, die er volgens Spencer na de vermeende geweldpleging vandoor is gegaan met het goud. ‘Natuurlijk heeft hij het meegejat,’ zegt Spencer, volledig overtuigd van zijn eigen versie van de gebeurtenissen, ook al heeft hij Jake nooit ontmoet.

Spencer weet zelfs bijna niets over de man die hij verantwoordelijk houdt voor zijn ondergang. Spencer had Jake op de boerderij laten wonen om Lenny een plezier te doen, een vrouw die hij in zijn appartementencomplex had ontmoet. ‘Een vriend van haar had een plek nodig om een paar dagen in quarantaine te gaan,’ verklaart hij eenvoudigweg. Over Lenny weet hij ook niet veel. Ze was een buurvrouw van hem, een van de weinigen die tijdens de lockdown in het gebouw in Kensington waren blijven wonen, terwijl de meesten waren vertrokken naar hun tweede huis. Kent hij haar achternaam? ‘Nee.’ Leeftijd? ‘Eh, al wat ouder.’ Het nummer van haar appartement? ‘Dat weet ik niet precies.’ Wat wist hij dan wél over deze vrouw toen hij haar de sleutels van zijn boerderij besloot te overhandigen? ‘Nou,’ zegt hij weifelend. ‘Ik kende haar best goed, in zekere zin…’ Zijn stem sterft weg.

Schoorvoetend geeft Spencer zijn gedrag als rokkenjager toe. Hij is gescheiden van zijn vrouw, Claire, die in hun huis is blijven wonen en hun driejarige dochtertje Rosie alleen opvoedt. ‘Nou, niet bepaald alleen,’ licht hij snel toe. ‘Er is vier dagen per week een oppas. En Claire heeft verder geen werk of zo.’ Claire en Spencer gingen in 2019 uit elkaar vanwege zijn avontuurtje met een vijftien jaar jongere collega.


‘Typisch dat hij zoiets zegt.’ Met één hand opent Claire de grote voordeur van haar huis in Cobham wanneer ik enkele dagen later bij haar langsga; er hangt een verlegen maar nieuwsgierige peuter aan haar andere arm. We gaan in de keuken aan de ontbijtbar zitten met een pot filterkoffie tussen ons in. Kleine Rosie ligt, uitgedost in een gestreepte legging, een bouwvakkershelm en een glittertutu, op de speelmat in de hoek en mompelt iets terwijl ze plastic vrachtwagentjes tegen elkaar laat botsen. ‘Ik ben ontwerper,’ zegt Claire. Sinds Rosies geboorte, in 2018, werkt ze parttime als freelancer voor een handjevol klanten. Daarvóór werkte ze bij een luxe brandingbureau. Spencer had ze ontmoet tijdens haar studie kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Oxford en kort na het afstuderen was het stel getrouwd. Claire en Spencer woonden een tijdlang in verschillende appartementen in Londen tot ze besloten te verhuizen naar dit exclusieve dorp, dat populair is bij voetballers en bankiers, en aan kinderen te beginnen.

Claire praat dapper over hun scheiding: ‘Mensen veranderen nou eenmaal, nietwaar?’ Hun huis in de voorstad voelde nooit echt als Spencers huis: ‘Hij overnachtte meestal in de stad; hij maakte ook zulke lange dagen, ik snapte het wel.’ Spencer bleef doordeweeks slapen in zijn pied-à-terre in Kensington, maar na Rosies geboorte begon hij ook steeds vaker het weekend zonder zijn gezin door te brengen. ‘Ik ben geen idioot,’ zegt Claire doelend op zijn affaires, ‘ik weet heus wel hoe dat gaat.’ Toch besloot ze er pas een punt achter te zetten toen ze ontdekte in welke mate hij zich had ingelaten met een jongere collega. ‘Er zijn grenzen,’ zegt ze. Spencer was te ver gegaan.

Een paar jaar eerder, in 2015, was Spencers vader overleden na een lang ziekbed. ‘Dat was het begin van zijn obsessie met het platteland,’ aldus Claire. Elk weekend bezocht Spencer veilingen of ging hij naar afgelegen plaatsen om landbouwgrond en percelen te bekijken. Een wat late, misschien door verdriet ingegeven poging om zijn vader na te streven: een ‘echte’ man die een succesvol bouwbedrijf had opgericht. ‘Zijn vader heeft hem eigenlijk nooit begrepen,’ zegt Claire. ‘Maar Rich verafgoodde de vent.’ Uiteindelijk kocht Spencer Alderton, een oude boerderij op een heuvel in Queensbury, een rustig dorp in West Yorkshire. Claire vond het landgoed maar niks. ‘Het is een complete bouwval, een vuilnisbelt op een hoge heuvel in een afschuwelijk dorpje. Niemand met ook maar een greintje verstand zou er zijn handen aan branden.’

Dat Claire de boerderij zo negatief afdoet, raakt me persoonlijk. Ik ben zelf opgegroeid in Queensbury, op een steenworp afstand van de boerderij van de familie Alderton. Als kind liep ik er bijna elke dag langs; als tiener hielp ik ’s zomers soms een dagje mee in het bedrijf – dat hoorde bij mijn jeugd. We hadden altijd verse groente en fruit op tafel. Producten uit de supermarkt kunnen niet op tegen warme, schuimende ongepasteuriseerde koemelk, zo uit de emmer van de melker. Ondanks de economische achterstand en het arbeidersmilieu vormde het dorp een geweldig decor voor mijn jeugd. Het is waardevol. Maar op de een of andere manier zijn dit soort dorpen en bedrijven de speelbal geworden van de Londense elite. De Alderton-boerderij kreeg het zwaar in de nasleep van de kredietcrisis van 2008, toen het afgelopen was met de overheidssubsidies die de boerderij overeind hadden gehouden. Het overgebleven vee werd verkocht en de familie timmerde de bijgebouwen dicht. Maar het bleek niet te doen om zonder het inkomen van een operationele boerderij in het hoofdgebouw te blijven wonen. ‘We zijn alles kwijtgeraakt,’ zegt mevrouw Alderton met een trillende stem waarin pijn doorklinkt. Ik spreek haar aan de telefoon. ‘De boerderij was al generaties lang van onze familie.’ De familie Alderton ging op zoek naar een koper die het bedrijf op de oude voet, met oog voor de gemeenschap, zou willen voortzetten, maar er was weinig belangstelling. ‘Uiteindelijk moesten we het verkopen aan projectontwikkelaars, we hadden geen keus.’ Vervolgens vonden er echter geen investeringen of renovaties plaats, hoewel de boerderij nog een paar keer van eigenaar veranderde. Het verwaarloosde terrein lag er onaangeroerd bij tot 2016, toen Richard Spencer het bij een veiling op de kop tikte.

‘Hij heeft rare prepperideeën. Hij denkt dat hij het einde van de wereld daar kan overleven.’ Claire klinkt bedenkelijk. ‘Ik heb hem nooit ook maar de tuin zien sproeien.’ Spencer ging over tot renovatie van de boerderij, maakte er een veilig toevluchtsoord van voor het onvermijdelijke moment dat de samenleving zou instorten – een moment dat mogelijkerwijs werd bespoedigd door zijn eigen aandeel in de crash van 2008 en de maatschappelijke kwetsbaarheid die door elke volgende economische schokgolf werd blootgelegd. Toen zich uiteindelijk daadwerkelijk een wereldramp voordeed in de vorm van een nieuw coronavirus, hield Spencer het echter bij de gemakken van zijn vertrouwde leventje in Londen: restaurants, zijn schoonmaakster en de snelbezorgservice van Mr Porter. Hij bleef in zijn appartement in Kensington en de gerenoveerde boerderij stond leeg.

Tot Jake ten tonele kwam.


Er zijn op het moment geen verdachten in het politieonderzoek. Op de nacht van het feest deelde de plaatselijke politie meer dan dertig boetes uit voor het overtreden van de coronaregels. Als eigenaar van de feestlocatie kreeg ook Spencer een boete van 10.000 pond. De meeste feestgangers waren al gevlucht voordat de politie ter plaatse was, en ondervragingen van het handjevol arrestanten leverden niets op; de meerderheid kwam van buiten Queensbury en wist weinig over de boerderij. Iemand die van belang zou kunnen zijn voor het onderzoek werd bewusteloos aangetroffen en opgenomen in een plaatselijk ziekenhuis vanwege een hoofdtrauma. Twee anderen raakten lichtgewond. De eerste nieuwsberichten maakten melding van ‘bewijs dat er krakers in het pand zaten’, en van een ‘beginnende kleinschalige wietplantage’. Die werd door de politie in de kiem gesmoord, alles werd in beslag genomen. Spencer is ondervraagd, maar de politie weigert zijn verklaring naar buiten te brengen, zich beroepend op het feit dat het onderzoek nog loopt. Er wordt op het moment echter niet gezocht naar een verdwenen goudbaar – noch naar Jake overigens. Een woordvoerder van de politie deed de zaak af met een kortaf: ‘Dit is hoofdzakelijk een drugsdelict, en een ernstige overtreding van de coronaregels. Geen hopeloze zoektocht naar een pot goud.’

Verwijzingen naar sprookjes daargelaten, lijkt het onderzoek tot stilstand te zijn gekomen. Totdat de in het ziekenhuis opgenomen onbekende man volledig bij bewustzijn is, zal veel van wat er op die boerderij heeft plaatsgevonden waarschijnlijk onduidelijk blijven. Het terrein is nog steeds afgezet met politietape: een saillante reminder voor de inwoners van het dorp.

‘Verschrikkelijk dat het hierop uitgelopen is,’ zegt mevrouw Alderton. ‘Drugs, geweld en wie weet wat nog meer? Dat was ons thuis.’ De familie Alderton meent dat Richard Spencer, de nieuwe eigenaar van de boerderij, actief betrokken was bij de criminele activiteiten. Meneer Alderton noemt het big business, vertelt zijn vrouw mij enthousiast. Spencers maandenlange renovatie van het hoofdgebouw, dat vervolgens leeg bleef staan, had bij de dorpsbewoners al geleid tot speculatie. ‘Daar is iets niet pluis,’ vermoedt mevrouw Alderton. ‘Dat soort mannen geven hun geld niet voor niks uit.’


‘Ik ben bouillon aan het maken,’ zegt historicus en docent Rodger Walters bij wijze van verklaring voor de chaos in de keuken. Naast een overeind gezet groot kookboek ligt een opengespreid kipkarkas op een vuurvaste schotel, omringd door een indrukwekkende hoeveelheid wortels en knollen, sommige al deels gesneden, andere nog onder een laagje modder. Hij leidt me via de serre naar de tuin, waar zijn partner, columnist Miriam Leonard, met een glas whisky zit, ondanks de bijtende kou.

Je kunt wel stellen dat Leonard, beter bekend als Lenny, tussen vele klippen door is gezeild. ‘Als zeldzaam tegengeluid in deze verbijsterende tijden van polarisatie en morele orthodoxie in de media is Leonard een van de weinigen die het aandurft om het onzegbare te zeggen,’ aldus de inleiding van haar in 2018 verschenen boek No Mo’ Woke, een minimaal geredigeerde selectie van de columns uit haar ruim twintigjarige journalistieke carrière. Er waren blijkbaar uitgevers die hadden gemerkt dat wat Lenny zei helemaal niet zo onzegbaar was, en die vermoedden dat het best lucratief kon zijn om het in boekvorm uit te brengen. In 2016 tekende Lenny contracten voor twee boeken en kreeg een flink voorschot, waarna ze haar columns begon te bundelen in één samenhangend werk, haar magnum opus, ingekaderd door een gloedvol betoog over het imminente gevaar van ‘woke cultuur en antiwitte sentimenten’.

‘Het enige probleem was dat het boek gewoon niet goed verkocht,’ zegt Lenny terugkijkend. Wat bleek: de mensen die zich er niet voor schaamden No Mo’ Woke in hun boekenkast te zetten, hadden over het algemeen helemaal geen boekenkast. De vooruitzichten waren goed geweest, het boek had razend enthousiaste recensies gekregen van collega’s uit allerlei kranten – The Times noemde het een verfrissend geluid en zelfs de toch overtuigd linkse krant The Guardian wist voorzichtig enige lof op te brengen, zij het met een uithaal naar de ‘ongelukkige’ titel. ‘Die titel is juist geniaal,’ zegt Lenny met een grijns. Daar heeft ze wel gelijk in. De titel riep ontzettend veel ergernis en wrok op, maar je kon hem onmogelijk bekritiseren zonder zelf over te komen als, nou ja, woke. #NoMoWoke is zelfs nu, twee jaar na de publicatie, nog steeds een populaire hashtag op social media.

Lenny’s redacteur Rob Neeson – ‘een man van vijfendertig met een belachelijke bril’ – raadde haar aan om voor haar tweede boek een nieuwe invalshoek te kiezen. ‘“Een beetje minder Shriver en wat meer Cohen” – dat heeft hij letterlijk gezegd. Alsof ik godverdomme niet weet hoe ik mijn eigen column moet schrijven.’ Lenny mag best een beetje verontwaardigd zijn. Volgens marktonderzoeksbureau YouGov is ze nummer zeventien op de lijst met invloedrijkste columnisten in het Verenigd Koninkrijk. Na zich in de jaren negentig strijdlustig te hebben opgewerkt uit vrouwen- en lifestylekaternen heeft Lenny een vaste plek weten te bemachtigen op de opiniepagina’s van rechtse kranten. Ondanks haar frequent geuite hekel aan social media hield ze de afgelopen jaren naarstig Twitter bij, altijd in de startblokken om een vernietigend opiniestuk neer te pennen over de meest recente commotie online. Lenny dikt haar zinnen in tot geconcentreerde snoepjes en zorgt met een uitgebalanceerde toon voor maximale betrokkenheid van de lezer. En de kranten weten het: een stuk van haar levert gegarandeerd veel kliks op en wordt vaak gedeeld.

Met haar boek ambieerde ze echter iets groters. Lenny was gedesillusioneerd geraakt over haar werk voor kranten. ‘Uiteindelijk vond ik het goedkoop,’ zegt ze. ‘Ik was veranderd in een bloedhond.’ Volgens Lenny hoort een opiniestuk meer te zijn dan de mening van een expert. ‘Het gaat er niet om de mensen van gedachten te doen veranderen. Ik moet de argwaan van mijn lezers begrijpen… hun diepste angsten doorgronden… Het is mijn taak om die zorgen te onderbouwen door met relevante feiten op de proppen te komen.’ Ze zegt dat haar agressieve aanpak de lezers helpt om de gebeurtenissen in een context te plaatsen en te interpreteren. ‘Ik zoom uit,’ zegt ze, terwijl ze illustratief haar armen spreidt, ‘en laat zien hoe al die bomen samen een bos vormen.’

Even terug naar die bomen. Wie is Jake? vraag ik aan Lenny. En hoe kwam hij terecht op Spencers boerderij? Rodger had ik snel gevonden via het kiesregister. En toen ik het nummer van zijn toestel op de universiteit draaide, antwoordde hij gewillig dat hij inderdaad een ‘Lenny’ kende. Maar na een gesprek van een paar uur in de bittere kou ben ik nog niets wijzer geworden over Jake of de boerderij. Terwijl ze doet alsof ze mijn vraag niet heeft gehoord, nodigt Lenny me uit om mee naar binnen te gaan voor het avondeten. Met een ruime interpretatie van de in Londen heersende coronaregels neem ik de uitnodiging aan, in de hoop dat de warmte, de wijn en het eten haar tong los zullen maken.


In november 2011 vouwde Indiya op het Paternoster Square Lin Londen een spiksplinternieuw Quechua-pop-uptentie open. In haar rugzak had ze markers, babydoekjes en een waterfilterrietje, allemaal voor het Occupy Wall Street-pro-test. Ze was amper negentien jaar oud en had zich samen met haar huisgenoten van de kunstacademie Central Saint Martins aangesloten bij deze ongekende opstand van de 99 procent.

Lees het volledige verhaal in Universeel.

Alazon is een fictief tijdschrift uit de roman Universeel. Als je het volledige verhaal wilt lezen, bekijk dan de roman.